Misschien omdat hij de enige man was die een Dylan
plaat bezat en misschien omdat mijn vader

de tranen in zijn ogen had toen het krullend familielid
raspend door zijn dure boxen kwam, zonder

zich af te vragen of er iets mis was met het geluid. Of
wellicht vanwege de fragiele staat van

die eerste en de wens tot uitleg van die tweede en zeker
door het zo stil vallen van hun liefde,

dat ik droom over beiden. Ik zit met mijn oude ouders
aan tafel in zijn benedenhuis en hoor

gestommel boven en maan hen tot vertrekken maar ze
zijn te langzaam en daar staat hij al:

het lange haar grijs en nat, een handdoek om het nog
steeds mooie lijf, een gebaar van blijven.

Mijn Jezus die bloot tussen ons in gaat zitten en hen
vertelt dat ik in werkelijkheid Ramona heet.