Dit herhaalt zich ook: hij herneemt onze vorm en breekt
het tussen beide handen. De oefening
is erger dan het feit op zich en ook aan het scenario storen
we ons niet. Het is het immens
witte veld waarin hij zich bevindt, licht dansend bijna en
overtuigd van die ruimte, zijn kunnen en de
bloemen langszij. Het zeeblauw uit de ogen is bijna van
hetzelfde wit, zijn vrolijkheid wijst ons op
haar kleur, het lege overspoelt ons. We hebben zomaar geen
zin meer op te staan. Hij noemt ons nog:
waarnemer, altijd aanwezige, wachter, schrijver misschien
wel maar het nooit uitgesproken woord
verdwijnt voorgoed. Wij harkten de akker, borgen de dode
bladeren weg en gaven ons de naam ‘vrouw’.
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x