Blijkbaar is deze aanwezigheid zo geruststellend
dat ik moeiteloos in slaap val, de kleine

nog lezend in het schommelend hoge bed, het
schijnsel van zijn mobiel als een klein

zoeklichtje in mijn donker bos, zijn grote brilloze
ogen onder het wipwap haar tot

kussen bereid, het voorhoofd klam, de uitdrukking
als altijd ernstig. De rust waarmee hij alles

aangaat: de jongetjes buiten met hun brommertje,
de herhalende klagende muziek van de

benedenbuurman, de bouwlamp van het omsingeld
terrein naast me, de opgesloten ontevreden

kat die vergeefs naar de wiebelende tenen zoekt van
mijn jongste, zijn mamma die veranderd is

in een klein varkentje, haar rusteloze armen die nog
steeds graaiend alle gezinsleden omvatten.