Eerst in de avond gun ik mij de herinnering: hoe de
zomer afloopt en ruikt zoals toen. De

kinderkamer overwoekerd door gulzig groeiende takken,
het zinderend platte dak dat laat pas afkoelde,

lakens die tussen de deuren gespannen werden, mijn
moeders zalfjes en haar zonnige huid,

bessensap dat kokend heet op het aanrecht stond af te
koelen, een restje donker bier waarin vliegen zich

verzopen, het fruit dat achtergebleven op de tuinbank
lag uitgespreid waarbij het gesneden loof

van de groente, een beest of twee, gewrongen theedoeken
met rode strepen in het gele gras uitgespreid,

dahlia’s die in de tuin bleven staan, natte kringen in mijn
vaders hemd, gehaakte broekjes met een

kil, glanzende voering en kleppertjes die tot om de hoek
van de straat hoorbaar waren, daar komt zij aan.