De trein rijdt de zon in repen, de mensen doen
de rest. Flarden zomer en in elke hoek
opgewonden gescharrel, neergestreken reizigers,
fluitende passanten, laat
opblijvende kinderen die trappen op en af rennen.
Wij proberen los te staan. De voeten iets
uit elkaar, de schouders naar achteren, verbonden
alleen met het draadje van zijn koptelefoon.
Wij kijken tussen alles door. Over de hoofden de
weilanden of de bladzijde uit het boek,
een liefje die neerligt op onze akker, het plan voor
morgen, de zomer van drie jaar geleden,
Een rukje aan het touw, elkaar aankijkend, dan
zwijgend in het volgend voertuig.
hennie van ee
7 augustus 2016 — 08:32
Die eerste twee regels: heerlijk…
alja
7 augustus 2016 — 08:49
dank je wel, hennie