In en uit het verhaal blijf ik steeds dezelfde. Eerst
schrijf ik mij de opwinding toe, de

verbazing, later het ongemak. Verderop de vrede,
het voorbijgaande, het gesprek. Nergens

is er echte boosheid. Ik zou toch wel eens een
stampvoetende held willen, een

krijsend viswijf, een heel servies stuk willen gooien
in plaats van dat vileine gedrag waarbij

één bordje sneuvelt. Sarcastisch snoevend al weten
hoe een en ander verloopt. Dat

manipuleren ook, het rekken van de twijfel, het
spelen met de tranen. Dat fantaseren, dat

oeverloos en verveeld invullen van dat wat slechts
een korte pauze is: het volgend hoofdstuk.