In de droom breide zij eenzelfde sjaal voor hem, dikke
rode steken maar bijeengehouden nu door

een paarse kettingsteek waar ik banen had gemaakt die
elkaar afwisselden in een eerder rood. Ook

reed ze haar auto op mijn ouders erf, vergiste zich een
keer en bezocht mijn dorp onderwijl

zich verdedigend dat ze absoluut niet verliefd op hem
was. Het was een zelfde niet

bedreiging die mijn lief uitte toen hij vertelde dat hij een
oude vriendin weer zag, ze had een grote

zwarte hond nu, vertelde hij, die los liep maar niets deed.
Het zou niet helpen. Mijn angst voor dat

soort dieren zou me tot in mijn slaap storen terwijl ik me
afvroeg van wie zij het breien had geleerd.