Voorheen gleed ik bloot en half uit de trein en
wapperde als het ware voor de wind en

het spoor uit, nu moet ik van mezelf lopend
hetzelfde traject nemen. Uit het

raam zie ik de smalle mogelijkheden, de hekjes
die dwars of de slootjes die traag

de doorgang verhinderen, ik ben geen engel
meer en toch kan ik ook zo

makkelijk thuiskomen. Er is een jongetje dat
dreinend in de coupe steeds eenzelfde

regel zingt, zijn vader dreigt, een eendje piept,
het plastic barst. Kijkend naar het raam

schakelt het kind zijn moeder in, gerustgesteld
dat niets open kan maar ik sta al buiten.