Hoewel ze konden praten, waren mijn kinderen
vannacht uitzonderlijk klein, ze

dribbelden en rolden over mij heen. Er was dezelfde
verhouding tussen hen drie, ze

volgden elkaar in lijn en gebaren en ook nu was er
duidelijk een leider. De jongste vroeg

mijn aandacht, hij droeg hetzelfde rode jasje met
dikke capuchon en stond tegen een muur

geleund waarop de anarchistische A omcirkeld
was en mijn, met vilstift geschreven,

‘fuck’ op een foto van zijn vader, jaren later. Ik
moest hem neerleggen, zei hij.

Hij droeg een dubbele luier, de inhoud onmiskenbaar
en sprak verder over het leven. Opnieuw

giechelde hij terwijl ik een rijmwoord verzon op ‘luck’
en dacht dat het zo hetzelfde was als toen.