Bijna onmerkbaar is het licht van wit naar
een smerig grijs getrokken en

de inhoud van de tuin verdwenen. Slechts
een enkele vogel bezoekt haar.

Nu scheidt het stramme roodgroene hek mij
opnieuw van de wereld, geen

erebogen meer van willig groen, geen hosanna
takken op haar straten. Buren

talmen bij deuren waarachter kinderscharen
zich haasten. Zangerige stemmen

vermanen. Handen halen haren uit de ogen.
Daar zijn de kleuren: dansende

ballonnen die met een touwtje om de pols bij
ons blijven. Hoorbaar het geluk.