Het was onvermijdelijk, zei ze. Haar schrijven
was een levenslange affaire met.

Er was geen sprake van verzet. Geen wanhoop
ook. Geen liefdeloosheid.

Ik denk dat we erg op elkaar lijken, zei ze ook
nog. Ze had het niet alleen over

dat schrijven en die liefde maar omvatte mij.
Ik dacht dat ik zo eenzaam was dat

ik de correspondentie met mezelf aanging. Nu
was daar een blozend meisje dat

explosief, zo voegde ze er aan toe, met alle
ingrediënten speelde. Het ligt ook

op straat, wilde ik zeggen, maar ik had me
verstopt achter de heg en trok aan een touwtje.

Een lege portemonnee schoof over een lege weg.
Men bukte zich om mij te vinden.