Die andere stad neemt me op, wiegt me
in haar straten, houdt me langer

vast, haar toren klokt me uit haar schoon
bed, maakt me een

prinsessenontbijt, haar gasten kussen me.
Haar inwoners spreiden de armen.

Het dorp zwijgt in al haar groen bij
thuiskomst. De paarse seringen

nu in witte vorm. Het mos met bruin
bloesem bedekt. Brandnetels naast

het tuinpad. Brekende luchten erboven.
Buren zwijgen. Alleen

de eigen stem in de herhaalde voordracht:
‘gebouwen verdwijnen van hun vaste hoek’