Dat alleen je eigen huid zo warm is,
je tanden in

de onderkant van je arm, alleen je eigen
poging te omarmen voordat het

opstaat en verder gaat. Het is bij
iedereen zo, zegt hij of

bij velen. Ik wil alleen maar de hitte van
zijn lijf en alles dat

daaruit voortvloeit. Oké, zeg ik en
een andere keer.

Het is geen winter maar hoogzomer.
Ik slaap in het veld, het

koren slaat in mijn gezicht. Bij het water
de beesten.