Het was in de trein, zegt hij, dat ik daar
aan dacht en toen speelde

net dat nummer, vandaar. Het is dezelfde
zwaarte die mij doet liggen op

de stoffige vloer, planken koud en duidelijk
met doorkijkjes naar de wegen van

muizen, hoofdpersonen uit de boeken die
nog gelezen moeten worden, een

rest van een maaltijd, het speeltje van de
kat. Daarna kwam ik thuis, zegt hij,

en jij was er en het ruikt naar koekjes. Ik
knik alleen maar, de

krullen vallen op zijn schouders, de kat trekt
strepen over zijn shirt.