Er waren geen hapjes, zeg ik tegen de jongens, onder een foto van een
glimmende bomenrij en een licht buigend orakel,

en de vorige keer waren die er ook niet, pinda’s en slagroom op de koffie,
mmm, zeggen ze, ik hoor het, en veel te gevaarlijk

om op de treden van het podium te gaan zitten zoals toen en geen zanger
met een triangel die je om beurten mocht vasthouden en

bovendien, jullie zijn overzee en zingen Christmas Carols, mijn sterren
misschien al voor het raam die ik voor de douane

knittend stuff had genoemd, o ja, zeggen ze, ik hoor het, en hoeveel mensen
waren er dan wel, vragen ze, ik hoor het, en hoeveel

verdien je ermee, vragen ze, ik hoor het, en wat ga je nu schrijven, en is
het dan over ons want dat vinden de lezers toch zo leuk,

ik hoor ze, tegenover het cricketveld slapen ze, in de uitgeholde pompoen
bij de voordeur woont een muisje, en lichtjes bungelen aan het hek.