De eettafel is, net als vroeger, een uitstalling van plannen en overleg,
een langgerekt familiegebeuren, een welkom waaraan

men aanschuift, nu eens met onbekenden, dan weer met vrienden,
kruimels en kinderen onder de poten, voeten die

op elkaar botsen of liggen, een beest zo nu en dan. Bij het binnenkomen
strekt zij zich zwart uit, zucht onder de schalen en glazen,

kraakt bij het aanschuiven, herinnert zich evenveel als wij dat doen.
Praten gaat beter met eten. De een snijdt aan,

de ander verdeelt, de derde verplaatst zich zelden, de vierde tilt de
borden naar het aanrecht, er is iemand die het raam

uitstaart, een ander die de boeken van de kast pakt, er wordt een gedicht
voorgedragen, een geheim onthuld, geproefd wat

wij in huis hebben. Als altijd vertrekt iemand als laatste en er is een eerste
die zich de tijd herinnert en van zich afschudt, zijn jas aantrekt.