Blijf, zegt hij, maar er is een stad in puin, er schuilen mensen in de kelders,
er stijgt rook op, de hitte van het vuur is ook hier.

Blijf, zegt hij, maar om te vluchten moet je rennen, adem verzamelen voor
nog een straat, het was nooit de bedoeling te blijven.

Blijf, zegt hij, maar er is niets over dan een kuil in een bezweet bed, lakens
op de grond, een zoemende mug, de geur van verschaalde

wijn. Blijf, zegt hij, maar er is een kind dat huilt, ze zit ergens in mij, ze weet
helemaal niet wat blijven is.

Blijf, zegt hij, maar ik was hier niet eens dus hoe kun je blijven op een plek
die je niet eerder zag, we zijn, zegt hij, heel ergens anders.

Blijf, zegt hij, maar zijn handen zijn leeg, zijn ogen nog dicht, hij hoort helemaal
niets, mijn vinger blijft hangen op zijn voorhoofd, hij fronst.

Blijf, bid ik, maar ik weet het niet zeker want waarom zou je, je droomt denk ik,
er trilt een spier, er komt een beweging, bijna ben ik thuis.