Hij dacht dat hij een plekje vergeten was en dus trok hij haar truitje
omhoog en gleed met zijn vingers over de lijnen op

haar rug waar het wit vervangen was door donkerrood en het oude
groen en het blauw van de lucht dat ook het blauw van

zijn ogen was en tekende alles na terwijl zij zachtjes rilde en bijna
in slaap viel en toen hij onderaan gekomen was waar hij

niets meer voelde, alleen de weg naar verderop en haar warmte en
de plooien en golven, grapte hij dat hij daar dan zelf maar

iets van vogels en bloemen zou maken en misschien een initiaal die
daar voor eeuwig zou blijven staan en leek op die van

hem zodat iedereen zou weten dat hij, maar ze sliep en kon niet lachen
om zijn poging voor altijd op haar flanken mee te deinen

en bij al haar stappen zachtjes te schudden en die laatste plekjes wit
zijn eigen kleur te geven, dat lichte rood van bloed en liefde.