In de minuten dat zij je aanstaart daar, zelfs de tekeningen
op haar lijf weerspiegeld in de ruit, het haar

golvend over de blote delen, moet iemand het verzinnen,
zij of die ander, het onderwerp van gesprek, de

reden, overslaan of niet, ontroering of noodzaak en voor
wie dan eigenlijk, wat wordt het deze morgen of

wordt het helemaal niets, het licht gesnor van het apparaat
onderbroken en de weg terug haastig, is het

een herinnering, de kerk van gisteren bijvoorbeeld en hoe
ooit het kaarsvet op je schouders viel, of een

flard uit morgen, terugkomend in het vooronder waar het
salontafeltje nu te wankel blijkt om op te slapen,

alles of niets, hij of die ander, terwijl duidelijk is dat zij en
jij samenvallen en wat dan ook in drie tellen er is.