Het doet zich niet anders voor, wij misschien, zo nu en dan, felle
make-up dat verkruimelt in de hoeken, een mond

groter dan hij is maar het vel gerimpeld en met vlekjes dat tussen
duim en wijsvinger naar beneden hangt en niet meer

ploft. Ons parfum ruikt zelfs naar ouderdom, onze moeders, en van
heel dichtbij zijn de ogen natter dan ooit.

De een is vermagerd en draagt voor het eerst broeken, de ander
draagt haar handen op haar buik, hoge hakken staan

achterin de kast, hoe groter de tas hoe kleiner het lijf en altijd vol
zinloze dingen. Een speeltje voor de kinderen rammelt,

een boterham valt uit elkaar en in plaats van de museumkaart staan
we met de bonuskaart van de super in de rij.

Soms worden we herkend, een hand strekt zich al uit maar niet om
te groeten, we moeten ondersteund, die laatste meters.