Het is het aanraken. Het kunnen aanraken. Erbij kunnen komen.
Elastiekjes bungelen om je pols, je wikt en weegt,

niets hoeft meteen vandaag. Je dacht dat je iets moest kunnen
begrijpen maar je hoeft alleen maar te voelen. En voor

nu is dat genoeg. De handen los van het stuur, kijk een meeuw
op de lantaarnpaal, een meisje met waaiend haar,

gisteren was het je moeder, een vriendje die kwam spelen, de
kwispelende staart van een hond. De witte vacht net

zo smoezelig als het papier onder je, het oppervlak trilt, de
wereld balt zich samen, iedereen onderweg terwijl jij

op lucht loopt, steken in je zij. Je herinnert je armleuningen vol
zachtheid, de schittering in haar ogen, honger in

haar hals, de beweging die van het loslaten maar toen stond het
er al, haar schaduw, de jouwe dwars door het werk heen.