De stilte buiten verraadt de kou, vertraagt dit handelen, stelt de
beweging uit, engeltjes plat op het grasveld, benen

en armen tussen de doelpalen, wanneer hebben we voor het
laatst gescoord, het gejuich afgenomen, de

bal kwijt, lege plaatsen rondom. Zelfs de vogels zijn van de
waslijn getuimeld. Onderweg de lege wolkjes tekst,

warme adem tegen het bushokje, het glas in duizend stukjes,
een hondje dat maar een heel dun straaltje klettert

tegen het bankje, een cirkeltje in het wit. Baasjes zijn spoorloos.
Een lamp achter het venster, weten hoe de weg zich

vervolgt, blinden zonder stok, een zangerig goedemorgen uit
een onverwachte hoek, dan de stad, ontwakend de

ene rij huizen, overstekend de andere, een trap op, een warme
uitgang, een deur die langzaam, dan toch, deze ochtend.