Vannacht is het gelukt hem kwijt te raken. Zijn mond opengesperd,
zijn handen leeg, zijn stem heel in de verte, veel te

zacht om gehoor aan te geven. Vannacht eindelijk trok ik de deur
voorgoed achter me dicht, zijn deur en niets haalde

mij terug, laat staan hem. Het is te hopen dat deze afloop niet deze
nacht weer ingehaald wordt, zoals ik, als ik met de trein

vluchtte en hij met de auto alweer voor mijn deur stond, hard rijden
is geen kunst. De halve wereld moest ik over, huizen

die daartussen stonden, een kind, een les volgen die hij krassend op
schoolborden schreef, een rebus oplossen en vooral

hem niet aankijken en toen was het zover. En omdat hij mij niet
aankeek, niet vannacht, is het gelukt. Ik blijf zelfs een

minuut langer liggen en voel met handen en voeten onder de dekens,
denk nog even een auto te horen pruttelen, maar niets!