Van iedereen wel iets. De lange jaap over de linkerarm van de
gitarist, het kale plekje op het achterhoofd van de filmer,

het haar op de rug van de coach, de witte benen van de hardloper,
de ogen die van kleur veranderden bij die ene,

de ketting om de hals van de goeroe, de sigarettenadem van de
hardnekkige automobilist, het dons op de wangen

van de jongste, de rug van de ander verbrand. Van iedereen soms
meer. Het lange haar bovenop het hoofd gebonden terwijl

wij het juist loshalen, het zweet in de sporen, de geur van patchoeli
in een nek, het vragen om een

glaasje sap, kopje koffie, een blokje kaas middenin de nacht, een
telefoonnummer, hoe oud ik nu eigenlijk was. Van mezelf

altijd net aan genoeg, voor een volgende keer, voor nooit meer,
voor schone lakens, een open raam, een langer woord.