Omdat hij opschuift in de rij ouderen, gelijk aan alle grijze
hoofden alsof hij zich onder de werkenden schaart

die in de file het geduld moeten bewaren om alsnog op tijd
te zijn, opeens geconfronteerd met anderen dan

uit zijn straat, in de linker loods tussen de laatste letters van
het alfabet, had hij moeten denken aan

mijn staat van zijn, hoe oud was ik eigenlijk en hoe gezond,
en begon mijn naam nu met een S. of was ik toch

de eerste, en toch wachtend stuurde hij daarom een berichtje
dat hij aan me dacht. Iets van hem op dat tijdstip

maakt wantrouwig, een kind dat teveel gedronken had en op
een andere plek wakker geworden was, kon ik

hem niet halen en thuisbrengen? Ik ook aan jou, zei ik, al
onderweg op de fiets, een boterham in een zakje.