Iemand zegt dat het liefdesverklaringen zijn aan het leven en aan
de mens, deze

miniatuurtjes van mij, deze inkijkjes in de alledaagse werkelijkheid,
terwijl het zo ’s morgens steeds donkerder

wordt, ik bijgelicht moet worden, uit elkaar gevouwen ook nog na
de rimpels van de nacht, uit elkaar geschud en

opnieuw in elkaar gezet, onwillig soms, voor liefde is het veel te
laat, denk ik wel eens of het is mij ontvallen en ligt

nu in het stof naast de slaapzakken onder het bed en soms is ergernis
veel groter dan wat dan ook of verwondering of leedvermaak

of onmacht, dat laatste vooral, en hoe maak je daar dan weer een
versje van. Die iemand weet dat wel, dat doet hij zelf,

hij is net zo vroeg op en tuurt en peinst en tikt en denkt. Wat kun
je dat goed, zeg ik, maar ook hij schudt het hoofd.