S. en L. voeren de geiten, aaien de paardjes over het hoofd,
sjokken door geel gras in truien met lange mouwen,

grijnzen achter borden met gekrulde friet en heel veel bootjes
in een haven, armen over elkaar heen in een

deuropening van een huis met heel dikke muren en blauwe
kozijnen en steken, alleen voor de foto, hun duim

omhoog, die kleine lieve duimpjes nog, dat belachelijke teken
dat ik nooit zal gebruiken. Vanuit die streken

schreef ik jaren geleden drie vriendjes tegelijk dat ik er wilde
blijven, dat ik ook beesten wilde en de zwarte lange

jurken van de vrouwen daar, geen beeld erbij dan mijn vloeiende
beschrijving waarop ze alle drie, in divers tempo,

reageerden. Er zaten bloemen in mijn haar, mijn borsten dansten
vrij nog en ik at met mijn handen.