Het zou zomaar hier geweest kunnen zijn. Een flat in een stadswijk,
een kamer in de lucht, een gat in het bestaan.

Een jongen die zojuist nog het blauwe gordijn dichtschoof zodat de
zon niet op zijn scherm scheen, zijn lunch onaangeroerd,

het geluid sacherijnig iets zachter gedraaid voor zijn moeder. Een
koptelefoon bungelt nog aan een snoertje,

een meisje roept nog hallo, hallo, het bed in de hoek een wirwar van
dekens. In een volgende ruimte nog koffie in de kopjes,

een glas met afdruk van een roze mond, een overhemd over de stoel,
schoenen onder de kast. De mand van de hond leeg.

Groenten op het aanrecht bedekt met glasscherven. Een stroom van
koude lucht vanuit een gang die niet meer bestaat.

Een vrouw in een volgende tuin, uiteengereten, al drie dagen bloot,
een camera die schokt, een boom die nog appels draagt.