De heer I. legt zijn stok op tafel, zeg maar Piet, roept hij jolig.
Hee Piet, zeg ik. Hij is even kwijt dat ik dat al een

tijdje doe, ook het grapje dat ik zijn stok mag lenen is oud. Zijn
buurman pakt de stok en zet hem in de hoek van

de zaal, naast die van hemzelf en loopt vervaarlijk los naar de
tafel terug. Niet vergeten hé, zegt hij, straks.

De afstand naar de tafel lijkt iedereen zelf te willen nemen. De
rollators hebben een parkeervak naast het aanrecht

en mevrouw de K. bijvoorbeeld wordt boos als je haar zou willen
helpen bij de oversteek. Ook een stoel aanschuiven

maakt haar des duivels. Alleen de heer Z. wordt tot de rand geduwd
en blijft daar met zijn hoofd liggen. Zodra we beginnen,

wil mevrouw L. weer weg. Mag dat, vraagt ze, en dat mag elke keer.
Ze wil het liefst door het raam maar dat gaat niet.