De heer I. gaat op mijn plek zitten, de stoel achter het boek,
de bril op het boek op tafel. Hij trekt zijn

broekspijpen omhoog, draait een beetje en begint een gesprek,
vertrouwelijk en warm. Hij is te vroeg net zoals

ik. Zoals bij de anderen die later rondom ons schuiven, lijkt
het een vriend met wie ik afsprak te eten, we

delen hetzelfde boek, maar nooit stel ik me voor hoe ze waren
toen ze jonger waren, ze zijn leeftijdsloos.

De tijd tuimelt maar het is alweer lente en zijn wangen zijn
rood van het rondje om. Wat vertelde ik ook alweer,

vraagt hij na een minuut en toch herkent hij het verhaal dat
ook de vorige keer voor zoveel plezier zorgde.

Mevrouw de Z. knipoogt naar me en mevrouw W. vraagt hoe
of ik heet en houd ik ook van raapsteeltjes?