Alles stijgt naar boven, tot in de boomhut horen we de ruzies
op straat, het geblaf van de honden, de brommertjes

die aan onze tafel voorbij scheuren, de mislukte pogingen tot
vrede maar het mooist is wel het gesprek van

de man met de hond. Elke dag horen we zijn gebedel, zijn
gezeur, zijn liefkozende aanmaning, zijn geduld,

het zachte snorren van zijn automatische rolstoel en de naam
van zijn dier, Sara. Langgerekt het ‘kom nou’,

uitgesteld het ‘toe’, dan weer een stukje gesnor, dan ‘goed zo’
of ‘we zijn er bijna’ alsof de hond moeite heeft

met lopen en niet hijzelf. Een jaar geleden liet hij zijn liefde
nog uit vanuit een aftandse Ford, het raam open,

de leiband aan de linkerkant, het verkeer ophoudend. De hond
een oude herder die nooit blaft, bijna thuis.