Dat we weer aan één tafel zitten en de voorste een foto kan
maken waarop zijn halve gezicht over de

maaltijd hangt en de achterste met zijn handen in het eten zit
en iedereen grijnst behalve diegene die nog net

zijn bril oppoetst, en daarachter de deuren open staan naar de
zonnige tuin waar een kleedje op het gras ligt en

schoentjes ervoor en de boeken open. Dat we dat niet zeggen,
hoe fijn dat is en hoe lang geleden en gunst

wat heerlijk nu toch en dat houden we erin, dat we de broodjes
prijzen, de glans op het goed gerezen gebak en de

een zich het ongeduld van de ander herinnert en bolletjes zo
hard als stenen en de ander beweert dat ze juist

heel geduldig was, kijk maar, ze heeft twee jaar moeten wachten
om hier zo weer te zitten en te lachen in de camera.