Mevrouw V. is ternauwernood ontsnapt aan een overstroming
die alleen haar kamertje vier hoog aandeed, haar

haar ligt nog in een natte krul boven op het hoofd. Je hebt geluk,
zegt mevrouw Z., alleen weten we niet of dat

waar is. Mevrouw V. rust uit van alle beslommeringen en knikt.
Mevrouw Z. blijft de hele middag alert, alsof de hoge

golf uit de liftdeuren zal stromen en ons af zal voeren tot in de
zonnige tuin, ze kijkt verlangend de gang in.

De heer P. is niet erg lekker, mevrouw K. hoest, mevrouw S.
zoekt alle paars verpakte koekjes en bouwt een

torentje dat ze kinderachtig halverwege een duwtje geeft. Je had
die gele moeten nemen, zegt iemand.

Is het nu lente? vraagt mevrouw K. Greetje uit de polder schuift
bij ons aan, een dun stemmetje zingt boven alles uit.