Op de onderste tree, met mijn jas al aan en de vieze schoenen
voor me uitgestrekt, wacht ik tot iedereen naar

beneden komt zodat ik gedag kan zeggen en verder kan gaan.
Het is de omgekeerde situatie van een goed gesprek

waarbij het ene kind bovenaan bleef zitten en ik beneden stond
en me vasthield aan de leuning terwijl ik bijna

duizelig werd van het naar hem kijken om maar niets te missen
van welk woord dan ook. Voetjes hoor ik nu en

Engelse woordjes en aanmaningen op te schieten want niet alleen
ik wacht maar ook de badmeester en de zwemles.

Onheilspellender klinkt de regen buiten. De ouders wisselen elkaar
af, ik voel me overbodig en misplaatst totdat langzaam

de stoet de trap afdaalt, en denk aan Sinterklaas die op het dak
moet alvorens die blijde gezichtjes te zien, mijn armen wijd.