Achter een machinist, op een zonnige rode bank, hij een sjekkie
in zijn linker mondhoek en zich half omdraaiend naar mij,

zie ik de rails als gouden strepen over de grond en gevaarlijk
dicht op de autoweg, de meest vreemde voertuigen

passeren wij. Er is een groene legertank met de klep bovenop
open waaruit een militair steekt, een oude VW-bus

met kleine kinderen die juichen, mijn vaders Volvo, iemand
toetert en terwijl ik nog opschepperig achterom kijk

want wie heeft dit uitzicht nu helemaal, hoor ik het piepje van
een apparaat dat scheef onder mij ligt en mij wakker

maakt. Misschien komt het door de heer P. die ik een avontuur
beloofd had terwijl hij dit keer weer helemaal

niets wist van verkeer of reizen. Geduldig lachte hij me toe. Z.
zei dat alles goed was wat ik voorlas en wierp me een

koekje toe.