Het geluid kwam pas later, zoals de herkenning. Niets te
verbergen dan de kleren zacht over de stoel,

niets te doen dan aan te schuiven op de bank waarop hij
ligt, niets te raden dan, vormen die

zonder meer in de juiste kuil horen alsof de afdruk nog
van gisteren was. Het is nog niet licht.

Daar duurt de nacht langer, de warmte tussen de wanden,
de damp boven de deken, daar vertragen

de handelingen zich. Koffie wordt opgeschonken, water
kookt, de fluitketel begint te zingen.

Daar rolt een lijf weg, daar volgt gegrom, daar klinkt een
stem van ver, daar ben ik zo dichtbij, daar

herinnert hij zich. De kleren passen nog, niets te doen dan
zacht de deur dicht te trekken bij vertrek.