Zodra ze het zaaltje uit is, de gang overgestoken heeft en in de
lift staat, begint het schelden. Eerst nog distantieert ze

zich van haar buurvrouwen, ze rent opeens bijna, ze gilt en is
triomfantelijk de eerste, dan draait ze zich om en

stort zich op haar rivalen, vooral de kleine kneepjes zijn venijnig
en bewijsbaar terug te vinden. Verbijsterd luister ik

naar het verhaal van de begeleider, denk nog aan duistere krachten
die de lift verzameld heeft, een bedorven

etensluchtje, geknetter van elektriciteit, temperatuur tegen tropische
waarde of een plotseling herkennen van iets uit

het verleden, het knopje misschien naar vier hoog. In het zaaltje,
op altijd dezelfde stoel, knipoogt ze bijna omdat links

haar oog dichtvalt, haar gezondheidssandalen stevig vast, een knoop
in het sjaaltje om de hals; die zit natuurlijk te strak.