Een halve ochtend wacht ik op de man die verbinding legt
tussen het publiek en mijzelf, tussen het zwart

en het wit, tussen stilte en licht gesnor, tussen niets doen en
bezig zijn, koortachtig. Op dat soort momenten

waarin je altijd in de verkeerde rij staat, op een onlogische
plek of in je verkeerde jurk, de afhankelijkheid

verfoeiend en de man in kwestie daarbij, lijkt de tijd stil te
staan, je brein uitgeschakeld en je ledematen

van stroop. En ook als alles weer loopt, wit en blinkend en
snorrend, wuivend naar de lezer waait de rok

om de enkels, lijken de handelingen vertraagd, er valt niets
in te halen, niemand heeft je gemist maar mijn

God, wat is het lastig dat Hij daar nog staat en je dankjewel
moet zeggen voor die lichte verveling in de morgen.