Laten we het spelletje meespelen, zegt de vriendelijke
conducteur tegen de afwezigheid van

het nog noodzakelijk attribuut in de trein. Een jongen
hangt onderuit tegen zijn vriendin aan en

hapt in een appel. Een vrouw ploft vrolijk naast me, licht
hijgend, een stel verderop ruziet over de locatie

van het strand, zijn telefoon gaat, als hij weer ophoudt
met erin praten, zegt hij tegen haar dat het

ding per ongeluk over ging. Ze gelooft nergens meer in.
Een man met enorme rugzak verplaatst zich

steeds een rij naar voren, een grijze mevrouw blijft op
het klapstoeltje naast de fiets. De haast om

te leven is geen gretigheid maar een soort onderlinge
afspraak en bonus: twee voor de prijs van

een.