Geluk is warm, zeg ik en ik maak foto’s van blote beentjes,
kuiltjes in het zachte vel, zweethaartjes in hun halsje,

uitgestrekte voetjes, kleine handjes die een speelgoedje heel
stevig vasthouden, neusjes in de wind, en ik doe

dat vanachter mijn wijde armen die dat geluk houdt en houdt.
De een vraagt hoe oud een mens kan worden,

wel duizend misschien en de ander steekt vingertjes in de
lucht want zoveel is hij. De een herhaalt

de gekke woordjes die ik voorlees, een slappeslierenslak, en
giechelt, de ander kijkt ernstig bij elk avontuur.

De een deelt zijn eten op de rand van mijn bord, de ander
schuift grootmoedig koude stukjes in mijn mond.

En altijd is er de ochtend voordat de kraaien krassen. Hand
in hand in hand verkennen we de wereld.