Heel lang dacht ze dat het zo hoorde, mevrouw E. Dat ze stilletjes
en ongezien sneller opschoot. Dat ze op tenen

beter vooruitkwam. Dat ze buik inhoudend overal tussendoor
paste. Dat ze vooral niet haar mond moest opendoen

tenzij hij het haar dringend verzocht. Dat ze geen andere keus
had, geen andere rol. Als ik ging zingen, zegt ze

bijna verlegen en nu, draaide hij de radio harder. Dat was zijn
manier. Terwijl mevrouw E. de enige is in de groep

die gestudeerd heeft, een jaar in Parijs zat en een baan had met
regelmatige werktijden. Terwijl mevrouw E.

de enige is in de groep die haar IPad beheert inclusief de spelletjes
van haar kleindochter. Terwijl mevrouw E. nog zonder

hulp de bocht omgaat en verreweg de meeste mensen op de gang
kent en mij. U weet wel. Zegt ze.