Ik wil een beetje bij je horen, zei ze. Hij hield niet van
de snik in haar stem noch het inperken van

zijn vrijheid en hij begreep ook absoluut niet waarom ze
zoiets wilde. Ze kon het niet goed

uitleggen, ze zat daar maar en begon tenslotte over iets
anders terwijl hij nog mompelde dat ze ergens

toch en een klein beetje best wel, ze liet hem niet uitspreken.
Weer later was er niets aan de hand. Alsof

hij op tijd de spiegel schoon had geveegd waarop haar hart
nog getrokken stond, haar oorbellen uit de lamp

had geplukt en ieder ander bewijs negeerde. Zo was er een
halve fles wijn nog, een hap uit een brok kaas,

een kaartje met alleen een letter en een cirkeltje die precies
paste tussen zijn belastingopgave en de krant.