Dezelfde moeite ervaren wij binnen. In het vierkant laat
nu elke avond de grootste zoon zichzelf in, soms

na aarzelend een lichtje te verspreiden dat wij vanuit het
keukenraam kunnen volgen, soms ook vanuit

het zwart waar hij gewoon een flard van af scheurt. We
horen zijn voetstap, berekenen de tijd, verheugen

ons op zijn veiligheid maar vinden vervolgens deze ruimte
veel te benauwd, we duwen nog wat maar niets

geeft mee hoewel bij windkracht zeven de boomhut uit
zichzelf wat golft, hij zachtjes zingend.

Nu er weer iemand thuiskomt, willen we weer het vertrek.
Langzaam zwaaien vanaf ginder hoek en breeduit

lachen en niet alleen herhalen dat alles goed komt maar dat
nu al vinden, speciaal voor hem.