Vannacht deed ik een kerk aan met één grote lichtschakelaar.
Wie ik daardoor zag, is vergeten. Geen herinnering

aan slapende mannen met een hoed op hun knieën of vrouwen
die zowel naar eau de cologne als pepermunt

roken, hakken slepend over de zwarte grond. Geen vader in
de buurt. Geen kippenvel op mijn zusjes arm

die steeds maar weer in mijn schoot lag voor een kriebel, geen
nodig een plas moeten doen en wiebelen, geen

natte vinger voor de heel dunne bijbelbladen. Vannacht was
er vooral de leegte en het immense gebouw dat

steeds groter werd terwijl ik haar binnentrad en al die herinneringen
en vochtige muren met kapot pleisterwerk terwijl

het licht de glas in lood ramen met daarop de uitgespreide armen
en verdwaalde lammeren net niet raakte maar mij wel.