Mevrouw V. vertelt hoe de ene dochter zich kleefde aan het
raam en met haar sprak door de telefoon terwijl

de ander vanuit haar auto op het parkeerterrein rechtsonder
wachtte tot haar moeder met de theedoek zwaaide

en toen naar het juiste balkon keek alvorens haar mond open
te doen, een toeter te vormen en te roepen, haar

zoon had ze niet gezien. Ze is er nog moe van. De heer K.
is plotseling doof, mevrouw S. heeft een

paardenstaart en mevrouw de B. mocht niet komen. Ze is te
obstructief aanwezig, zo wordt meegedeeld,

ze zou de groep terroriseren. Dat doet de afstand ook en mijn
lessenaar ergens ver voorin maar de heer P.

glimlacht nog steeds en mevrouw de Z., hoewel teleurgesteld
dat we niet gaan handwerken, noemt mij een cadeau.