Het leek me dat ik gewoon langs kon gaan zonder over die droom
te beginnen. Hij voerde me daarin pruimen en ik schudde

met een bos dahlia’s omdat ik me van vroeger herinnerde hoe er
altijd ongedierte in school die mijn moeder dan van

het aanrecht zo de gootsteen in schoof. Wat zou het betekenen dat
hij mij overrijp fruit voerde, drie stuks, en

het langs mijn mond naar beneden gleed of wat zou de kleur van
de bloemen toevoegen aan het aantal oorkruipers

en daarenboven, ik had hem zeker in geen zeven jaar gesproken.
Ook stond er een huis in brand en hing er een lucht

van sigaren. Dat laatste kwam van de wegwerker die een gaspijp
moest vervangen hier in de straat, er stond een bord

‘open vuur verboden’ maar ik wist niet of een sigaar een open vuur
was. Ik had tenslotte ook niets van die pruimen begrepen.