Alsof je opeens een knoop mist aan het jasje rechtsonder
terwijl je nog wel ziet dat het roze is, het

hoofd van je vader, de pluisjes van de paardenbloem en de
dunne steel waarop hij heen en weer bewoog,

alsof je vergat dat je zelf een deel van het beeld verstoorde
-de scheur nog duidelijk- en een hoofd

niet onder op een foto terecht komt tenzij het daar al in het
gras ligt, ogen halfgesloten tegen de zon,

de mond bewegend over een sprietje gras. De krans van de
tere witte bloempjes hangt in de lucht, zijn hals

is leeg, je denkt dat je hem nooit gekend hebt, onduidelijk
is hoe hij het beeld vult. Als altijd mist

de lach, het geluid van dat vallen in het gras, je zult je buigen
over het handwerk, de draad uit je mond.