Ik stel me zo voor dat mevrouw de B. niet meer leeft, dat
ze geen zin had op haar enig kind te wachten,

eigenlijk nergens meer trek in had en vergeefs uit haar raam
naar een hoogwerker zat te kijken waar ze zelf

-god bewaar me- nooit in zou stappen. Bij de schuifdeuren
in de hal mocht ze niet meer zitten, het was

al jaren geleden dat ze gerookt had maar ze zou zo een sigaret
bietsen, alleen van wie, en die vrouw die

tegenover haar zat, kende ze helemaal niet. Als ik naar haar
informeer, blijkt ze mevrouw D. te heten en nooit

deelgenomen te hebben aan welke activiteit dan ook. Behalve
die van het wachten, dromen en verlangen naar

die man die altijd, zo zei ze met een lach, dwaalde in haar tuin
maar toch echt geen verstand van bloemen had.