“Dat het niet benoemd hoeft, mijn huid wit marmer en zijn huid sissend
Hout en de pauw die zijn veren spreidt en de vis die met bellen vol
Naar de eend springt, de grond onder onze voeten de toevlucht, de
Warme wanden het oord, de thuiskomst in onszelf”

uit meesterschap, nu – met andere gedichten uit de bundel de hand de beweging laten maken  en met werk uit de navolgende bundels, ook op Soundcloud