Al die tijd is hij een ander, hoewel, ik laat ook hem niet heel lang
blijven. Het is ochtend tenslotte zodat ik de lief

laat zeggen, zogenaamd mopperend, dat hij wel weer het goede
voorbeeld zal geven, hij staat op en de zon

volgt zijn bloot lijf in de kamers. Dat korte uur waarop hij op me
lag wist ik niet wie hij was, een vreemde die

wellicht een uurtarief had, een klusje in de flat, zijn auto verkeerd
geparkeerd en de weg kwijt, het leven is al

ingewikkeld genoeg. Voordat het te bekend gaat worden en de lief
over het eitje begint, sta ik al onder hete stralen mijn

schuld af te wassen want natuurlijk zijn al die fantasieën ontsproten
aan mijn verderfelijk brein. Ach, zegt iemand later,

ik vond het wel leuk om daarin terecht te komen. Waarin, vraag
ik, denkend aan het bed. Je hoofd, zegt hij.